We aten appels.
We zijn niet doof.
We eten veel pasta.
We gaan skiën morgen.
We zien hem hier amper.
We hebben overal gezocht.
Het is omdat we haast hebben.
We zijn architecten.
Kunnen we in de schaduw zitten?
We wonen dichtbij een rivier.
Als het mooi weer is, eten we op het terras.
Ik hoop dat Tom niet denkt dat we hem haten.
Waarom konden we niet door dat dranghek?
Ik denk dat we enkele limieten moeten stellen.
Laten we kijken of we hun aandacht kunnen trekken.
We moeten nog meer experimenten uitvoeren.
Volgend jaar gaan we het dak van ons huis renoveren.
We moeten nu een omheining rond onze bubbel zetten.
Met die score hinken we duidelijk achterop binnen Europa.
Om die reden nemen we je niet op in het vervolg van de sollicitatieprocedure.