Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I can’t remember your name.	Ik kan me je naam niet herinneren.
	My humility makes me proud.	Mijn nederigheid maakt me trots.
	There is a palm tree in the garden.	Er staat een palmboom in de tuin.
	A beard does not make a philosopher.	Een baard maakt je nog geen filosoof.
	The canary sings cheerfully in its cage.	De kanarie zingt vrolijk in zijn kooi.
	He earns twenty dollars a day.	Hij verdient twintig dollar per dag.
	This weekend is the big unveiling.	Dit weekend is de grote onthulling.
	It’s a pleasure to meet you.	Het is een genoegen om je te ontmoeten.
	the offer is still valid	de aanbieding is nog steeds geldig
	the village youths stick together	de dorpsjeugd klit wat bij elkaar
	I’ll give you a demonstration.	Ik zal je een demonstratie geven.
	Please call me before you come.	Gelieve me te bellen vooraleer je komt.
	Is he going to high school?	Gaat hij naar de middelbare school?
	I have to take the chance.	Ik moet de gelegenheid aangrijpen.
	I can’t emphasize it enough.	Ik kan het niet genoeg benadrukken.
	Do you accept American dollars?	Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?
	The road to destruction is wide.	De weg naar de vernietiging is breed.
	The judge finds the suspect guilty.	De rechter vonnist de verdachte schuldig.
	Is there no possibility of translation?	Is er geen mogelijkheid tot vertaling?
	There is a knot in my shoelace.	Er zit een knoop in mijn schoenveter.