Verbs (Present tense, 3rd person plural) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Does the room come with bedsheets?	Zijn er lakens in de kamer?
	We searched everywhere.	We hebben overal gezocht.
	It’s because we’re in a hurry.	Het is omdat we haast hebben.
	We’re architects.	We zijn architecten.
	Sheep graze on the heath.	Schapen grazen op de heide.
	Do they never drink alcohol?	Drinken zij nooit alcohol?
	we have searched everywhere	wij hebben overal gezocht
	The exams are the culprit.	De examens zijn de boosdoener.
	Human beings are social creatures.	Mensen zijn sociale wezens.
	They always mock him.	Ze steken altijd de draak met hem.
	Some men wear jewelry.	Sommige mannen dragen sieraden.
	Strange that they worship the sun.	Vreemd dat ze de zon aanbidden.
	The horses are drinking from the water trough.	De paarden drinken uit de watertrog.
	They deported Tom.	Ze hebben Tom gedeporteerd.
	We will have a math quiz tomorrow.	We hebben morgen een wiskunde toets.
	They must endure a setback.	Zij moeten een tegenslag verduren.
	the risks are of an all-or-nothing nature	de risico’s zijn van de aard alles-of-niets
	The trees provide shelter from the sun.	De bomen bieden beschutting tegen de zon.
	Convictions are final.	Veroordelingen zijn definitief.
	the options are limited	de mogelijkheden zijn beperkt