Verbs (Present tense, 2nd person singular) 9 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m not avoiding you.	Ik vermijd u niet.
	He judges harshly.	Hij vonnist streng.
	Why are you whispering? (you singular)	Waarom fluister je?
	He leaves the house.	Hij verlaat het huis.
	Obey your teachers.	Gehoorzaam je leraren.
	Whisper in my ear, Mary.	Fluister in mijn oor, Maria.
	He’s trying to cheat on me.	Hij probeert mij te bedriegen.
	The canopy protects against the sun.	De luifel beschermt tegen de zon.
	Children, obey your parents.	Kinderen, gehoorzaam je ouders.
	The judge finds the suspect guilty.	De rechter vonnist de verdachte schuldig.
	Avoid distraction while studying.	Vermijd afleiding tijdens het studeren.
	Tom doesn’t know when Mary will leave Boston.	Tom weet niet wanneer Mary Boston verlaat.
	then watch out that you don’t devour each other	kijk dan maar uit dat u elkaar niet verslindt
	“Actually, he is not that ugly, if you look closely at him!”	“Eigenlijk is hij toch nog zo lelijk niet, als men hem maar eens goed bekijkt!”