Verbs (Present tense, 2nd person singular) 3 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I do not believe it.	Ik geloof het niet.
	Do you believe in love?	Geloof je in liefde?
	Why do you not believe Tom?	Waarom geloof je Tom niet?
	driving lesson	rijles
	driver’s license	rijbewijs
	I drive fast.	Ik rij snel.
	Just say yes.	Zeg gewoon ja.
	Drive slowly.	Rij langzaam.
	He always says “Hello” when I see him.	Telkens als ik hem zie, zegt hij “Goeiedag!”.