Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I am an American citizen. Ik ben een Amerikaans staatsburger.
Can you change a traveler’s cheque for me? Kan u een traveller’s check wisselen?
I’m glad you invited me. Ik ben blij dat je me uitgenodigd hebt.
I can’t condone what you did. Ik kan hetgeen je deed niet goedkeuren.
I’m sure that Tom will explain it to you eventually. Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.
How can I reduce my double chin? Hoe kan ik mijn onderkin verminderen?
I have an urgent matter to discuss with you. Ik heb een urgente zaak met je te bespreken.
Could you show me where I am on the map? Kan u op de kaart aanduiden waar ik me bevind?
She doesn’t know how to drive a car. Zij weet niet hoe ze een auto moet besturen.
I’m just very tired and sleepy lately. Ik ben gewoon zeer moe en loom de laatste tijd.
I want to talk to the Canadian consulate. Ik wil met het Canadese consulaat spreken.
If you scream loudly, you get a sore throat. Als je hard schreeuwt, krijg je een zere keel.
The army should remain alert and vigilant. Het leger moet waakzaam en paraat blijven.
I paid for my purchases in cash. Voor mijn aankopen heb ik contant betaald.
A well-timed witty remark can do a lot. Een goed getimede kwinkslag kan veel doen.
I am an Australian citizen. Ik ben een Australisch staatsburger.
Nevertheless, I’m extremely proud. Desalniettemin ben ik ontzettend trots.
It can be confusing for the user. Het kan voor de gebruiker verwarrend zijn.
That hole should be filled, not covered. Dat gat moet opgevuld worden, niet afgedekt.
Do you think we also just heard a centaur? Denk je dat we daarnet ook een centaur hoorden?