Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Forgive me, for I have sinned. Vergeef me, want ik heb gezondigd.
I ordered two burgers. Ik heb twee hamburgers besteld.
order by March 21st bestel uiterlijk 21 maart
I am having an allergic reaction. Ik heb een allergische reactie.
I’m not paying you to stand and chat. Ik betaal je niet om te staan kletsen.
I have read something interesting. Ik heb iets interssants gelezen.
Aren’t you even a little curious? Ben je zelfs niet nieuwsgierig?
I heard that Tom is living in Boston. Ik heb gehoord dat Tom in Boston woont.
Above and beyond this, he can read Hebrew. Bovendien kan hij Hebreeuws lezen.
I tried to tell you. Ik heb geprobeerd het je te zeggen.
Think before you open your mouth. Denk na vooraleer je je mond opendoet.
I have inherited a significant fortune. Ik heb een aanzienlijk vermogen geërfd.
I learned something today, thanks to you. Ik heb iets geleerd vandaag, dankzij jou.
I can’t hear what you’re saying; it’s too noisy here. Ik versta u niet, het is hier te rumoerig.
I happen to be a pretty good chess player. Ik ben toevallig een vrij goede schaker.
I must clean the bathroom right away. Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
You cannot save the game at this moment. Je kan het spel op dit moment niet opslaan.
I warned you in advance. Ik heb je van tevoren gewaarschuwd.
Even if you’re tired, you must persevere. Zelfs als je moe bent, moet je doorzetten.
Can you change a traveller’s cheque for me? Kan u een traveller’s check wisselen?