Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Recording
EnglishAre you expecting anybody? DutchVerwacht je iemand? Status
Recording
EnglishI don’t drink alcohol. DutchIk drink geen alcohol. Status
Recording
EnglishI understand that he’s angry. DutchIk begrijp dat hij boos is. Status
Recording
EnglishShe is expecting a child. DutchZe verwacht een kind. Status
Recording
EnglishI haven’t said yes yet. DutchIk heb nog geen ja gezegd. Status
Recording
EnglishI want to go there once more. DutchIk wil daar nog een keer heen. Status
Recording
EnglishI want my key back. DutchIk wil mijn sleutel terug. Status
Recording
EnglishI’ll be flying to Boston. DutchIk ga naar Boston vliegen. Status
Recording
EnglishI need a distraction. DutchIk heb afleiding nodig. Status
Recording
EnglishI have fifty euros in my pocket. DutchIk heb vijftig euro in mijn zak. Status
Recording
EnglishI am pregnant. DutchIk ben in verwachting. Status
Recording
EnglishI need a cold shower. DutchIk heb een koude douche nodig. Status
Recording
EnglishI know three of the people in this picture. DutchIk ken drie van de mensen in de foto. Status
Recording
EnglishI’ve never broken a bone. DutchIk heb nog nooit een bot gebroken. Status
Recording
EnglishWill you be leaving tomorrow? DutchGa je morgen vertrekken? Status
Recording
EnglishI don’t think it was a coincidence Dutchik denk niet dat het toeval was Status
Recording
EnglishSee, that is true history! DutchZie, dat is een ware geschiedenis! Status
Recording
EnglishI appreciate your problem. DutchIk ben me bewust van je probleem. Status
Recording
EnglishI want to marry a virgin. DutchIk wil graag met een maagd trouwen. Status
Recording
EnglishI would like an apointment. DutchIk wil graag een afspraak maken. Status