Verbs (Present tense, 1st person singular) 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
Recording	EnglishI’ve been living in the Netherlands for three years.	DutchIk woon al drie jaar in Nederland.	Status
Recording	EnglishGive the command!	DutchGeef het bevel!	Status
Recording	EnglishI like maths.	DutchIk vind wiskunde leuk.	Status
Recording	Englishbut he felt something towards them as he had never felt for anything else	Dutchmaar toch liep het er hoog mee, zoals het nog nooit ergens mee gedaan had	Status
Recording	EnglishI am looking for	Dutchik zoek	Status
Recording	Englishlooking	Dutchop zoek	Status
Recording	EnglishMake a hole!	DutchMaak een gat!	Status
Recording	EnglishI’m looking for an old man.	DutchIk zoek een oude man.	Status
Recording	EnglishGo play in your room.	DutchGa in je kamer spelen.	Status
Recording	EnglishThe police are looking for Tom.	DutchDe politie is op zoek naar Tom.	Status
Recording	EnglishPut yourself in my position.	DutchGa eens in mijn schoenen staan.	Status
Recording	EnglishI like to solve problems.	DutchIk vind het leuk om problemen op te lossen.	Status
Recording	EnglishDo you see it?	DutchZie je het?	Status
Recording	EnglishYou look good!	DutchWat zie jij er goed uit!	Status
Recording	EnglishI can’t see it either.	DutchIk zie het ook niet.	Status
Recording	EnglishI often see Tom in the park.	DutchIk zie Tom vaak in het park.	Status
Recording	EnglishHow often do you go swimming?	DutchHoe vaak ga je zwemmen?	Status
Recording	EnglishI live in the United Kingdom.	DutchIk woon in het Verenigd Koninkrijk.	Status
Recording	EnglishHow do you know Tom?	DutchHoe ken je Tom?	Status
Recording	EnglishDo you know Tom by any chance?	DutchKen je Tom toevallig?	Status