Ik kom terug.
Ik kom zo terug.
Ik kom snel terug.
Waarom kom je niet?
Ik kom vandaag niet.
Wanneer kom je terug naar huis?
woonkamer
Waar woon je?
Ik woon niet graag in de stad.
Ik woon al drie jaar in Nederland.
Ga zitten.
Waar ga je heen?
Hoe vaak ga je zwemmen?
Ik vind dat leuk.
Ik vind wiskunde leuk.
Hoe ben je erachter gekomen waar ik woon?
ik zoek
op zoek
Hoe ken je Tom?
Ik zoek een oude man.