Understand spoken Dutch

Verbs (past participle) 1 Examples Dutch lesson

Recording English Sort descending Dutch Status
Did you come the day before yesterday?

Ben je eergisteren gekomen?

Did you find out where Tom lives?

Ben je erachter gekomen waar Tom woont?

Have you been there?

Ben je daar geweest?

Heaven knows what there was in the bed!

De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!

her grandmother had never before been so beautiful, so big

haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest

How did you find out where I live?

Hoe ben je erachter gekomen waar ik woon?

How often have you been in the Netherlands?

Hoe vaak ben je in Nederland geweest?

I have never been there.

Ik ben er nooit geweest.

I have never been to the United States.

Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.

I have not done that.

Ik heb dat niet gedaan.

I made a lot of new friends this year.

Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.

I only made a couple of mistakes.

Ik heb maar een paar fouten gemaakt.

I’ve been worried about you.

Ik heb me zorgen om je gemaakt.

I’ve made a lot of new friends.

Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.

I’ve never done anything important.

Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.

She is used to staying up late.

Zij is gewend laat op te blijven.

The children wanted to play with him

De kinderen wilden met hem spelen

The next day it was beautiful, wonderful weather; the sun shone on all the green leaves.

De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.

They wanted me.

Ze wilden me.

Tom didn’t do it.

Tom heeft het niet gedaan.