Understand spoken Dutch

Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Is that supposed to be a question? Moet dat een vraag voorstellen?
No, but we do have a large attic. Nee, maar we hebben wel een grote zolder.
I want to talk to the British embassy. Ik wil met de Britse ambassade spreken.
We didn’t know which bus to take. We wisten niet welke bus we moesten nemen.
His witty remark made everyone laugh. Zijn kwinkslag deed iedereen lachen.
Life is short, you have to enjoy it! Het leven is kort, je moet er van genieten.
Tom wasn’t able to hide his excitement. Tom kon zijn opwinding niet verbergen.
You’ll only embarrass yourself. Je zult jezelf alleen maar voor schut zetten.
reading, maths and science lezen, wiskunde en wetenschappen
Why did you decide to buy this house? Waarom heb je besloten dit huis te kopen?
She can’t resist complaining. Ze kan het niet laten om te vitten.
when you need to speak French wanneer er Frans gesproken moet worden
the making of images of the gods het maken van de godenbeelden
Can you recommend a good play? Kunt u een goed toneelstuk aanbevelen?
I wonder if Tom knew we had to do that. Ik vraag me af of Tom wist dat we dat moesten doen.
Did you manage to get a hold of Tom? Heb je Tom te pakken kunnen krijgen?
Tom learned to swim last summer. Tom heeft afgelopen zomer leren zwemmen.
Tom can make me feel better after a bad day. Tom kan me beter doen voelen na een slechte dag.
Tom and Mary live on the same floor. Tom en Mary wonen op dezelfde verdieping.
We have lunch at around three o’clock in the afternoon. Omstreeks drie uur in de middag gaan we lunchen.