Verbs (infinitives) 54 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to satisfy (long form)	te bevredigen
	to bring somebody along	iemand meebrengen
	to express myself	mezelf uitdrukken
	to find out the truth	de waarheid achterhalen
	We can’t lose him.	We mogen hem niet kwijtraken.
	You played football yesterday.	Jij ging gisteren voetballen.
	Can you warn me in advance?	Kun je me van tevoren waarschuwen?
	never forget to save your file	nooit vergeten om je bestand op te slaan
	After he had received a new kidney, he no longer had to have dialysis.	Nadat hij een nieuwe nier had gekregen hoefde hij niet meer te dialyseren.
	Please notify us 24 hours in advance if you are going to be absent.	Gelieve bij afwezigheid 24u op voorhand te verwittigen.