Verbs (infinitives) 34 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to lip read (long form)	te liplezen
	to condemn (long form)	te veroordelen
	to obstruct (long form)	te verhinderen
	to transcend (long form)	te overstijgen
	to pull up a chair	een stoel aanschuiven
	I can’t emphasize it enough.	Ik kan het niet genoeg benadrukken.
	We need to move the meeting.	We moeten de vergadering verschuiven.
	Can you move the appointment to tomorrow?	Kan je de afspraak naar morgen verschuiven?
	The unions stress that they are not against competition, “but against unfair competition”	De bonden benadrukken niet tegen concurrentie te zijn, “maar wel tegen valse concurrentie”.
	The duckling had to swim around in the water, to prevend it from freezing completely	Het eendje moest in het water rondzwemmen om te maken, dat dit niet helemaal dichtvroor
	your challenge lies in organising internal and external IT developments	jouw uitdaging ligt in het organiseren van interne en externe IT ontwikkelingen