Verbs (infinitives) 31 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to seduce (long form)	te verleiden
	to brush (long form)	te borstelen
	to block (long form)	te blokkeren
	to wiggle (long form)	te wriemelen
	to stay (long form)	te vertoeven
	to besiege (long form)	te belegeren
	I didn’t mean to offend you.	Ik wou je niet beledigen.
	adjust your advance	je voorschot aanpassen
	I don’t want to offend you	ik wil jullie niet beledigen
	I wanted to adjust it a bit.	Ik wilde het een beetje aanpassen.
	We want to renovate the bedroom.	Wij willen de slaapkamer renoveren.
	Next year we will renovate the roof of our house.	Volgend jaar gaan we het dak van ons huis renoveren.