Verbs (infinitives) 17 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to blow (long form)	te waaien
	to hit (long form)	te treffen
	to polish	te poetsen
	to look for a job	werk zoeken
	to shave (long form)	om te scheren
	I’ll take a shower.	Ik ga douchen.
	I’m cured.	Ik ben genezen.
	to brush your teeth	tanden poetsen
	I need to take a shower.	Ik moet douchen.
	Tom hates shaving.	Tom haat scheren.
	I need to shave.	Ik moet me scheren.
	Where can I take a shower?	Waar kan ik douchen?
	I want to look for a job.	Ik wil een baan zoeken.
	to make something public	aan de grote klok hangen
	He was caught lying.	Hij werd betrapt op liegen.
	We’re going to have a lot of fun.	We gaan veel plezier beleven.
	A stitch in time saves nine.	Voorkomen is beter dan genezen.
	better safe than sorry	voorkomen is beter dan genezen
	Let’s live life together!	Laten we het leven samen beleven!
	Agreed, as long as the wind doesn’t start blowing.	Akkoord, zolang het niet begint te waaien.