Verbs (infinitives) 17 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to carry (long form)	te voeren
	to blow (long form)	te waaien
	to dive (long form)	te duiken
	to lure (long form)	te lokken
	to generate	op te wekken
	to look for a job	werk zoeken
	Don’t let Tom suffer.	Laat Tom niet lijden.
	I want to look for a job.	Ik wil een baan zoeken.
	She couldn’t squat for long.	Ze kon niet lang hurken.
	to make something public	aan de grote klok hangen
	Children can easily squat.	Kinderen kunnen gemakkelijk hurken.
	They want to lure customers to the shop.	Ze willen klanten naar de winkel lokken.
	Agreed, as long as the wind doesn’t start blowing.	Akkoord, zolang het niet begint te waaien.
	Can you wake me at 7 a.m.?	Kunt u mij wekken om zeven uur ’s morgens?
	Extortion can lead to imprisonment.	Afpersing kan leiden tot gevangenisstraf.