Verbs (infinitives) 10 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to resemble	lijken op
	I want to walk.	Ik wil lopen.
	to marry (long form)	te trouwen
	making	aan het zetten
	to get up early	vroeg opstaan
	He’s a fast walker.	Hij kan snel lopen.
	to take steps	stappen zetten
	I can’t follow you.	Ik kan je niet volgen.
	How much time will that take?	Hoe lang gaat dat duren?
	Three men walk away.	Drie mannen lopen weg.
	He will walk to school.	Hij zal naar school lopen.
	added the chicken to this	liet de kip hierop volgen
	This shouldn’t take long.	Dit zou niet lang moeten duren.
	You should have gotten up earlier.	Je had eerder moeten opstaan.
	I want to marry a virgin.	Ik wil graag met een maagd trouwen.
	Yes, do that! Added the chicken to this	“Ja, doe dat maar!” Liet de kip hierop volgen.
	Whenever I see this, I remember him.	Telkens als ik dit zie moet ik aan hem denken.
	They think maybe Tom had a heart attack.	Ze denken dat Tom misschien een hartaanval had.
	Do you want to embarrass me in front of my friends?	Wil je me voor schut zetten waar al mijn vrienden bij zijn?
	Once upon a time there was a prince who wanted to marry a princess; but it had to be a real princess.	Er was eens een prins, die met een prinses wilde trouwen; maar het moest een echte prinses zijn.