Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to paint (long form)	te beschilderen
	Where are there a lot of hotels?	Waar zijn er veel hotels?
	wasting	aan het verspillen
	My child has a cough.	Mijn kind moet hoesten.
	I need to hoover.	Ik moet stofzuigen.
	to take a walk	een wandeling maken
	I need insulin.	Ik heb insuline nodig.
	to neglect (long form)	te verwaarlozen
	She woke up angry.	Ze werd toornig wakker.
	The lawyer was expecting Ben.	De advocaat verwachtte Ben.
	Rejection hurts.	Afwijzing doet pijn.
	Think about the implications.	Overweeg de gevolgen.
	The game became exciting.	Het spel werd spannend.
	The hole is two meters wide.	Het gat is twee meter breed.
	I need some shampoo.	Ik heb wat shampoo nodig.
	Pieter interrupted him	Pieter viel hem in de rede
	I have worked with the cash register.	Ik heb met de kassa gewerkt.
	The Alps are a mountain range.	De Alpen zijn een gebergte.
	He has a body piercing.	Hij heeft een piercing.
	I haven’t done anything wrong.	Ik heb niks verkeerd gedaan.