Verbs (all parts) 60 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	His misconduct led to his dismissal.	Zijn wangedrag leidde tot zijn ontslag.
	to feed (long form)	te voeden
	to wish (long form)	te wensen
	to kiss (long form)	te zoenen
	to row (long form)	te roeien
	I still knew their fathers	ik heb hun vaders nog gekend
	Tom doesn’t get enough sleep.	Tom krijgt niet genoeg slaap.
	He scared the wits out of her.	Hij jaagde haar de stuipen op het lijf.
	That book scared the wits out of me.	Dat boek jaagde me de stuipen op het lijf.
	You’ll get into trouble if your parents find out.	Je krijgt problemen als je ouders erachter komen.