Verbs (all parts) 28 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to marry (long form)	te trouwen
	to wake up	wakker worden
	I can’t follow you.	Ik kan je niet volgen.
	added the chicken to this	liet de kip hierop volgen
	I woke up just before Tom did.	Ik werd vlak voor Tom wakker.
	I hope I didn’t wake you up.	Ik hoop dat ik je niet wakker heb gemaakt.
	Yes, do that! Added the chicken to this	“Ja, doe dat maar!” Liet de kip hierop volgen.
	Once upon a time there was a prince who wanted to marry a princess; but it had to be a real princess.	Er was eens een prins, die met een prinses wilde trouwen; maar het moest een echte prinses zijn.
	ask for (plural)	vragen om
	to resemble	lijken op
	he is approaching	hij nadert
	you wrote	je schreef
	I wrote	ik schreef
	we didn’t know	wij wisten niet
	to get up early	vroeg opstaan
	Winter is approaching.	De winter nadert.
	There’s a car approaching.	Er nadert een auto.
	May I ask you a question?	Mag ik je iets vragen?
	He wrote a letter.	Hij schreef een brief.
	We were aware of what was going on.	We wisten wat er gaande was.