de kater
en de kater zei
vraag er de kater maar eens naar
Hier woonde een oude vrouw met haar kater en haar kip.
Je zult toch wel niet wijzer willen zijn dan de kater en de vrouw.
En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»
’s Morgens zag men het vreemde eendje dadelijk, en nu begon de kater te blazen en de kip te kakelen.
En de kater, die zij haar zoontje noemde, kon een hoge rug zetten en spinnen; hij gaf zelfs vonken van zich, maar dan moest men zijn haar de verkeerde kant opstrijken.