Understand spoken Dutch

"Tom (boy’s name)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Tom is a potato farmer. Tom is een aardappelboer.
Tom bought himself a new guitar for Christmas. Tom kocht een nieuwe gitaar voor Kerstmis.
I wonder whether Tom left early. Ik vraag me af of Tom vroeg is vertrokken.
This is the kind of music that Tom likes to listen to. Dit soort muziek vindt Tom fijn om naar te luisteren.
Tom wasn’t satisfied with Mary’s answer. Tom was niet tevreden met het antwoord van Mary.
Tom drinks at least three cups of coffee every day. Tom drinkt minstens drie kopjes koffie per dag.
Tom is quite sharp, isn’t he? Tom is behoorlijk scherpzinnig, nietwaar?
Tom was a little surprised by Mary’s behaviour. Tom was enigszins verbaasd door Mary’s gedrag.
We all thought Tom was having a heart attack. We dachten allemaal dat Tom een hartaanval kreeg.
Tom said that he didn’t think that Mary was hungry. Tom zei dat hij er niet aan gedacht had dat Maria honger had.
Mary has not yet replied to Tom’s letter. Mary heeft nog niet geantwoord op Tom zijn brief.
Tom is probably still miserable. Tom is waarschijnlijk nog steeds ellendig.
I want to thank you for what you did for Tom. Ik wil jullie graag bedanken voor hetgeen jullie voor Tom hebben gedaan.
Tom is probably still unconscious. Tom is waarschijnlijk nog steeds buiten bewustzijn.
Tom lives right by the old fire station. Tom woont vlak bij het oude brandweerstation.
I don’t think Tom has any idea where Mary is now. Ik denk dat Tom geen flauw benul heeft van waar Mary nu is.
Tom knows me. Tom kent me.
Tom’s my cousin. Tom is mijn neef.
Tom barely ate anything. Tom at amper iets.
Tom doesn’t watch TV. Tom kijkt geen tv.