Yanni moet dit traag doen.
Yanni wist wat hij moest doen.
Yanni heeft wat werk te doen.
Waneer een 16-jarige hetzelfde zou doen, is dat afwijkend gedrag en kan er wel op gereageerd worden.
Wat moet ik doen als mijn vrouw snurkt?
Wat wil je doen op maandag?
We moeten maar één ding meer doen.
Twee robotten doen met veel overgave aan paaldansen.
Tom zou me dat nooit laten doen.
Tom zal me dat nooit laten doen.
Tom dacht dat het pijn zou doen.
Tom vergat de brief op de post te doen.
Tom kan me beter doen voelen na een slechte dag.
een inspanningen doen
boodschappen doen
de was doen
de afwas doen
het huishouden doen
te doen
Je hoeft niet meer alsof te doen.