"to do (long form)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to do (long form)	te doen
	What is there to do?	Wat is er te doen?
	There was a lot to do.	Er was veel te doen.
	to do something about it	om er iets aan te doen
	Yanni has some work to do.	Yanni heeft wat werk te doen.
	She came to do it herself.	Ze kwam om het zelf te doen.
	I know Tom will try to do that.	Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.
	I’m contemplating doing that.	Ik overweeg dat te doen.
	Am I obliged to file the declaration?	Ben ik verplicht om de aangifte te doen?
	There’s no need to pretend anymore.	Je hoeft niet meer alsof te doen.
	Don’t forget to turn the light off.	Vergeet niet het licht uit te doen.
	Help Mary take her coat off.	Help Maria om haar jas uit te doen.
	Let’s figure out a better way to do this.	Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.
	There was a knock at the city gate, and the old king went to open it.	Daar werd er op de stadspoort geklopt, en de oude koning ging er heen, om haar open te doen.
	We tried in vain to make him change his mind.	Tevergeefs trachtten we zijn mening te doen veranderen.