"think (1st person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you think maybe she would like to swim, and to let the water splash over her head?	Denk je misschien, dat zij plezier heeft om te zwemmen en het water boven haar hoofd uit te laten spatten?
	I think they have places.	Ik denk dat ze wel plekken hebben.
	I think it’s all that is left.	Ik denk dat dit het enige is wat er nog over is.
	Think before you open your mouth.	Denk na vooraleer je je mond opendoet.
	Do you think we also just heard a centaur?	Denk je dat we daarnet ook een centaur hoorden?
	Consider the advantages and disadvantages before deciding.	Denk aan de voordelen en de nadelen vooraleer te beslissen.
	At such moments I don’t think about all the misery, but about the beauty that still remains.	Dan denk ik niet aan al de ellende, maar aan het mooie dat nog overblijft.