"the" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the leaves	de bladeren
	the stock (products)	de voorraad
	the tortoise	de schildpad
	I went to the doctor.	Ik ging naar de dokter.
	Is the bathroom clean?	Is de badkamer schoon?
	That’s what the doctor said.	Dat is wat de dokter zei.
	Why were you late for class?	Waarom was je te laat in de les?
	The bathroom isn’t very clean.	De badkamer is niet erg schoon.
	Tom wants to sell the farm.	Tom wil de boerderij verkopen.
	You need to clean the bathroom.	Je moet de badkamer schoonmaken.
	the pocket	de zak
	the doctor	de arts
	the journey	de reis
	the hours	de uren
	the earth	de aarde
	the colour	de kleur
	the war	de oorlog
	the river	de rivier
	the shoe	de schoen
	the opinion	de mening