"the" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Where is the man?	Waar is de man?
	the school	de school
	Where is the school?	Waar is de school?
	the father	de vader
	all day	de hele dag
	the whole school	de hele school
	Where is the father?	Waar is de vader?
	You are the father.	Jij bent de vader.
	all over the world	over de hele wereld
	“Do you think that this is the whole world?” the mother said.	“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
	Who’s first?	Wie is de eerste?
	the dog	de hond
	the bathroom	de badkamer
	This is the bathroom.	Dit is de badkamer.
	Where is the bathroom?	Waar is de badkamer?
	Who is that in the bathroom?	Wie is dat in de badkamer?
	Is there a bathroom in the room?	Is er een badkamer in de kamer?
	when I went to the bathroom	toen ik naar de badkamer ging
	the little car	de kleine auto
	the parents	de ouders