"the" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the Frenchman	de Fransman
	the trombone	de trombone
	the saxophone	de saxofoon
	Give them the disk.	Geef hun de schijf.
	the cripple	de kreupele
	the mood	de stemming
	Does the shoe pinch?	Knelt de schoen?
	the steak	de biefstuk
	the ballot box	de stembus
	The sea was very smooth.	De zee was erg glad.
	the nice family	de leuke familie
	the quality	de kwaliteit
	to put something in order	in de plooi leggen
	the scarcity	de schaarste
	the imprisonment	de hechtenis
	the restriction	de beperking
	the touch	de aanraking
	the mayonnaise	de mayonaise
	I clean the kitchen.	Ik poets de keuken.
	the depression	de depressie