Restaurant 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the knife	het mes
	pocket knife	zakmes
	the café	het café
	at the café	in het café
	There is the café.	Daar is het café.
	He is in the café.	Hij is in het café.
	This is a good café.	Dit is een goed café.
	ls she going to the café?	Gaat ze naar het café?
	Are they still in the café?	Zijn ze nog in het café?
	Is he going to the café?	Gaat hij naar het café?
	I am happy to be at the cafe.	Ik ben blij dat ik in het café ben.
	Can you recommend a café?	Kun je een café aanbevelen?
	Tom has a knife in his hand.	Tom heeft een mes in zijn hand.
	May I have a bottle of wine?	Mag ik een fles wijn?
	May I have a bottle of red wine?	Mag ik een fles rode wijn?
	May I have a bottle of white wine?	Mag ik een fles witte wijn?
	Tom never helps in the kitchen.	Tom helpt nooit in de keuken.
	The operation of the restaurant is a family business.	De uitbating van het restaurant is een familiezaak.
	kitchen floor	keukenvloer
	to drink (long form)	te drinken