Prepositions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I wasn’t born yesterday.	Ik ben heus niet van gisteren.
	at university	op de universiteit
	Tell me more about yourself.	Vertel me meer over jezelf.
	I used to drink beer.	Ik was gewend om bier te drinken.
	Is that what happened with Tom?	Is dat wat er met Tom is gebeurd?
	She lit another match.	Zij stak nog een lucifertje aan.
	Tom drinks a lot of beer, and so does Mary.	Tom drinkt veel bier, net als Mary.
	to study abroad	studeren in het buitenland
	Both of them are from Australia.	Ze zijn allebei van Australië.
	She jumped about in excitement.	Ze sprong rond van opwinding.
	Tell me something about yourself.	Vertel mij eens iets over jezelf.
	to go to the university	naar de universiteit gaan
	That’s the best for the both of us.	Dat is het beste voor ons allebei.
	I go on the Internet almost every day.	Ik ga vrijwel iedere dag op Internet.
	Did Tom tell you about his parents?	Heeft Tom je over zijn ouders verteld?
	But what did it see now in the clear water?	Maar wat zag het nu in het heldere water?
	A stray cat came into our garden.	Een zwerfkat kwam naar onze tuin.
	They plan to come around four o’clock.	Ze zijn van plan omstreeks vier uur te komen.
	Tom went to church with his parents every Sunday.	Tom ging iedere zondag met zijn ouders naar de kerk.
	We have lunch at around three o’clock in the afternoon.	Omstreeks drie uur in de middag gaan we lunchen.