Places 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the world	de wereld
	at school	op school
	the school	de school
	of school	van school
	a school	een school
	school year	schooljaar
	Where is the school?	Waar is de school?
	There is no school today.	Er is vandaag geen school.
	the whole school	de hele school
	all over the world	over de hele wereld
	“Do you think that this is the whole world?” the mother said.	“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
	I’m dropping out of school.	Ik ga van school af.
	the shop	de winkel
	textbooks	schoolboeken
	She went to her shop.	Ze ging naar haar winkel.
	My mum came back from the shop.	Mijn moeder kwam terug van de winkel.
	night shop	nachtwinkel
	I don’t like that shop.	Ik vind de winkel niet leuk.
	the city	de stad
	a city	een stad