het station
goedemorgen
het gerecht
het kantoor
het gezicht
fouten maken
Ik heb honger.
een taal leren
vogelvlucht
Tom was mijn zoon.
een donker bos
vluchtgedrag
schoon genoeg
treinstation
hoofdgerecht
het antwoord
Ik hoop dat hij komt.
Er is geen bewijs.
gaan winkelen
Ik vond Tom heel leuk.