Understand spoken Dutch

Phrases Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Why do you want his apple and his banana? Waarom wil je zijn appel en zijn banaan?
He will treat us to dinner. Hij zal ons behandelen op het avondeten.
His speech caused an uproar. Zijn toespraak veroorzaakte opschudding.
The revelation came to him in a dream. De openbaring kwam tot hem in een droom.
She looks at the broken vase in dismay. Ze kijkt ontsteld naar de gebroken vaas.
We have to prune the hedge before the party. We moeten de heg snoeien vóór het feest.
They speak English in the United States. Ze spreken Engels in de Verenigde Staten.
The teacher gave us a difficult assignment. De leraar gaf ons een moeilijke opdracht.
Sunday is the last day of the weekend. Zondag is de laatste dag van het weekend.
He had prepared well in advance. Hij had zich ruim van tevoren voorbereid.
She first met him in Boston. Ze ontmoette hem voor het eerst in Boston.
Tom doesn’t know when Mary will leave Boston. Tom weet niet wanneer Mary Boston verlaat.
I am a citizen from the United States. Ik ben een burger uit de Verenigde Staten.
It’s disgusting how he treats people. Het is walgelijk hoe hij mensen behandelt.
seven times eight equals fifty six zeven maal acht is gelijk aan zesenvijftig
Saturday is the first day of the weekend. Zaterdag is de eerste dag van het weekend.
The priest makes a cross with his hand. De priester maakt met zijn hand een kruis.
A prize will be raffled at the party. Tijdens het feest wordt een prijs verloot.
The error in the system was quickly found. De fout in het systeem werd snel gevonden.
Where did you go last Sunday? Waar ben je afgelopen zondag heen gebracht?