Ik denk dat het klopt.
Ik denk dat het waar is wat je zegt.
Ik denk dat hetgeen wat je me juist verteld hebt een leugen was.
Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
Ik denk dat ik Tom kan vinden.
Ik denk dat je oud genoeg bent.
Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
Ik denk dat thuisonderwijs een redelijk educatieve keuze is.
Ik denk dat Tom geen flauw benul heeft van waar Mary nu is.
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Ik denk dat we enkele limieten moeten stellen.
Ik denk een kwartier.
Ik denk het niet.
Ik denk het.
Ik denk niet dat dat een verstandige beslissing was.
Ik denk niet dat het al te moeilijk is een beter systeem te verzinnen.
Ik denk niet dat het een goede investering is.
ik denk niet dat het toeval was
Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.