Mag ik de rekening?
Geef me mijn ring terug.
op de kar springen
Jouw wens is mijn bevel.
Mag ik je iets vragen?
het ziekenhuis
een platte strohoed
zijn zwaar getroffen
Ben je timmerman?
Vergeet je ellende.
Ze passen bij elkaar.
het schilderij
Het is kwart over acht.
Ergens sloeg een klok.
Ik kan je niet volgen.
een inspanning
studentenkaart
Hij is goed gebouwd.
Ik heb je al betaald.
Heeft u dit in mijn maat?