Understand spoken Dutch

Phrases Dutch lesson

Recording English Dutch Sort descending Status
She drinks coffee.

Zij drinkt koffie.

They demanded compensation.

Zij eisten een vergoeding.

They used to use a tally stick to keep track of the stock.

Zij gebruikten vroeger een kerfstok om de voorraad bij te houden.

She sat down on a step from the landing in the courtyard.

Zij ging op een trede van het bordes op de binnenplaats zitten.

She took one out!

Zij haalde er een uit!

she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny

zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee

She had taken beautiful pictures of the animals in the zoo.

Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.

they have

zij hebben

They have a tortoise.

Zij hebben een schildpad.

She has a valid reason to be absent.

Zij heeft een deugdelijke reden om afwezig te zijn.

She has short hair.

Zij heeft kort haar.

She loves animals.

Zij houdt van dieren.

she is

zij is

She is used to staying up late.

Zij is gewend laat op te blijven.

She is the contact person for technical issues.

Zij is het aanspreekpunt voor technische problemen.

she is of Spanish descent, which is why she is so fat

zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik

She gave him a piercing look.

Zij keek hem doordringend aan.

they choose two teams

zij kiezen twee ploegen

They clapped their wings, and swam proudly in the water.

Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.

she could see into the room

zij kon in de kamer zien