Understand spoken Dutch

Ordinal numbers Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Who’s first?

Wie is de eerste?

Shouldn’t Tom go first?

Moet Tom niet eerst gaan?

May I see the room first?

Mag ik de kamer eerst zien?

second-hand

tweedehands

in the first month

in de eerste maand

I don’t think anyone would want to read this book a second time.

Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.

a third

een derde

Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk.

Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.

the second floor

de tweede verdieping

The first round is on the house.

Het eerste rondje is van het huis.

It went like that the first day, and later it got worse and worse.

Zo ging het de eerste dag, en later werd het al erger en erger.

on the third landing a door stood ajar

op de derde overloop stond een deur op een kier

The woman clapped her hands together, which made him fly first into the butter churn, and then into the meal-tub

De vrouw sloeg de handen in elkaar, waarop het eerst in het botervat en toen in de meelton vloog

the first meeting

de eerste bijeenkomst

love at first sight

liefde op het eerste gezicht

as the seventh king of the Belgians

als de zevende koning der Belgen

It was love at first sight.

Het was liefde op het eerste gezicht.

it is the first public appearance of Philip

het is het eerste publieke optreden van Filip

A second one was struck against the wall

Een tweede werd tegen den muur afgestreken

Now it realised correctly for the first time his good luck and the magnificence that surrounded him.

Nu erkende het eerst recht zijn geluk en de heerlijkheid, die hem omringde.