"of" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	sure of	zeker van
	in function of	i.f.v.
	I’d like to know what you plan to do.	Ik zou willen weten wat je van plan bent.
	How about a steam bath?	Wat denk je van een stoombad?
	the days of the week	de dagen van de week
	What are the months of the year?	Wat zijn de maanden van het jaar?
	loves (3rd person singular, long form)	houdt van
	I’m not scared of anything.	Ik ben van niets bang.
	Yanni loves chocolate.	Yanni houdt van chocolade.
	Not everyone likes snow.	Niet iedereen houdt van sneeuw.
	I don’t know whether you like her or not.	Ik weet het niet of je van haar houdt of niet.
	love (1st person singular, long form)	hou van
	don’t like (1st person singular)	hou niet van
	My house is on the other side of the river.	Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
	clouds of steam	wolken van stoom
	Who’s the president of this country?	Wie is de president van dit land?
	They are responsible for the operation of the farm.	Ze zijn verantwoordelijk voor de uitbating van de boerderij.
	the centre of town	het centrum van de stad
	Of course, I love chocolate.	Uiteraard hou ik van chocolade.
	I’ll make use of this opportunity.	Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.