"now" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	now	nu
	How it looked like now	Wat zag het er nu uit
	well now	welnu
	Why now?	Waarom nu?
	It’s now or never.	Het is nu of nooit.
	I’m free now.	Ik heb nu tijd.
	He is on time now.	Hij is nu op tijd.
	He is late now.	Hij is nu te laat.
	He is English now	Hij is nu Engels
	Is he working now?	Werkt hij nu?
	He is French now.	Hij is nu Frans.
	It has been open for two years now.	Het is nu twee jaar open.
	We have to go now.	We moeten nu gaan.
	Now, that we will soon find out!	Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
	Now I can have some duck eggs.	Nu kan ik eendeneieren krijgen.
	He is in Paris now.	Hij is nu in Parijs.
	Is this a bad time?	Komt het nu slecht uit?
	“Can you stop doing that?” said the mother.	“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
	The princess now had to lie there all night.	Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
	He is in Lyon now.	Hij is nu in Lyon.