Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	tax evasion	belastingontduiking
	I couldn’t give a monkey’s.	Het kan me geen laars schelen.
	Tom showered and shaved.	Tom douchte en schoor zich.
	a feat	een huzarenstukje
	a bipolar disorder	een bipolaire stoornis
	Bill often sings in the bathroom.	Bill zingt vaak in de badkamer.
	He will succeed to the throne.	Hij zal de troon opvolgen.
	Zulte Waregem CEO resigns.	CEO Zulte Waregem neemt ontslag.
	She cleans the house every week.	Zij poetst het huis elke week.
	this work	deze werkzaamheden
	He chewed on his hamburger.	Hij kauwde op zijn hamburger.
	the immersion	de onderdompeling
	It happens in the night.	Het geschiedt in de nacht.
	the events	de gebeurtenissen
	the retired person	de gepensioneerde
	the boldness	de vrijmoedigheid
	Do you buy airline tickets online?	Koopt u vliegtickets online?
	a violent man	een gewelddadige man
	a sly, calculating way	een sluwe, berekenende manier
	The poor duckling was teased by all; even his sisters were angry with him and kept saying, “If only the cat grabbed you, you ugly creature!”	Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”