Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the banner	het spandoek
	the revolver	het revolver
	the exam	het tentamen
	I didn’t feel like it.	Ik had er geen zin in.
	that bastard	die smeerlap
	the tray	het dienblad
	a wide grin	een brede grijns
	the bickering	het gekibbel
	a crowd control barrier	een dranghek
	a pure affliction	een pure kwelling
	cherry blossom	kersenbloesem
	peach blossom	perzik bloesem
	the tool	het werktuig
	The sea was very smooth.	De zee was erg glad.
	the fairy tale	het sprookje
	The heath is purple.	De heide is paars.
	the plectrum	het plectrum
	criminal lawyer	strafpleiter
	the adultery	het overspel
	the yeast	het zuurdeeg