Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Does your head hurt often?	Heb je vaak hoofdpijn?
	ground floor	benedenverdieping
	His overcoat is worn out.	Zijn mantel is versleten.
	Tom writes beautifully.	Tom schrijft prachtig.
	a bullet to the heart	een kogel in de hartstreek
	Dogs love bones.	Honden houden van botten.
	a whole new momentum	een hele nieuwe schwung
	a big mistake	een grote vergissing
	language skills	taalvaardigheden
	the costs are reasonable	de kosten zijn redelijk
	Does this train stop in Brussels?	Stopt deze trein in Brussel?
	We’re going to Germany.	We gaan naar Duitsland.
	the light blue ceiling	het lichtblauwe plafond
	the spotlight	de schijnwerpers
	I found her pictures in your drawer.	Ik vond haar foto’s in je la.
	It was a full moon yesterday.	Gisteren was het volle maan.
	Guys, we need to talk.	Jongens, we moeten praten.
	the chainsaw	de kettingzaag
	I fell asleep while I was watching TV.	Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
	I don’t like that store.	Ik vind de winkel niet leuk.