Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	nightclub	nachtclub
	piece of evidence	bewijsstuk
	highways	snelwegen
	blackboard	schoolbord
	berserk	door het lint
	suburbs	voorsteden
	head injury	hoofdletsel
	pork	varkensvlees
	mischief	kattenkwaad
	garlic bread	knoflookbrood
	citizen	staatsburger
	martial art	zelfverdedigingskunst
	high mass	hoogmis
	house husband	huisman
	fang	giftand
	submarine	duikboot
	dormitory	slaapzaal
	bicycle basket	fietsmand
	team spirit	teamgeest
	foster child	pleegkind