Understand spoken Dutch

Nouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Yanni and Skura were happy together. Yanni en Skura waren gelukkig samen.
Didn’t you know Tom was married? Wist je niet dat Tom getrouwd was?
Of course, he knows the answer. Uiteraard weet hij het antwoord.
I’ve been married three times. Ik ben drie keer getrouwd geweest.
Which team will win the game? Welk team zal de wedstrijd winnen?
I need a razor. Ik heb een scheermes nodig.
We have a great opportunity. We hebben een mooie gelegenheid.
I don’t speak Dutch very well. Ik spreek niet zo goed Nederlands.
These kinds of mistakes don’t happen often. Dit soort fouten gebeuren niet vaak.
she now saw them like stars in the sky zij zag ze nu als sterren aan den hemel
Can I have a receipt? Mag ik een betaalbewijs?
We can see many stars tonight. We kunnen veel sterren zien deze nacht.
It’s my very own mother. Het is mijn bloedeigen moeder.
My old shoes are completely worn out. Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
I’ll make use of this opportunity. Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
Answer in Dutch. Antwoord in het Nederlands.
What did Tom do while he was in Australia? Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
Her grandmother had never before been so beautiful, so big. Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
Tom is shopping at the shopping centre. Tom is aan het winkelen in het winkelcentrum.
The operation of the restaurant is a family business. De uitbating van het restaurant is een familiezaak.