Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	That house isn’t for sale.	Dat huis is niet te koop.
	Mary slept on the train.	Mary sliep op de trein.
	fake incarceration	nepopsluiting
	a powder puff	een poederdons
	the confirmation	de bevestiging
	the expansion	de uitbreiding
	the power broker	de informateur
	the permission	de toestemming
	Six-Day War	Zesdaagse Oorlog
	test scenarios	testscenario’s
	The bear is a large animal.	De beer is een groot dier.
	A tortoise is slow.	Een schildpad is traag.
	the taxes	de belastingen
	a long, wooden spoon	een lange, houten lepel
	Do you like to eat carrots?	Eet je graag wortels?
	the solutions	de oplossingen
	the studies	de onderzoeken
	the protection	de bescherming
	The horse jumped over the fence.	Het paard sprong over het hek.
	two meals	twee maaltijden