Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom was my husband.	Tom was mijn echtgenoot.
	beneficiary account	rekening begunstigde
	I urgently need help.	Ik heb dringend hulp nodig.
	The coat rack is in the hallway.	De kapstok staat in de gang.
	a pub, a lady on a bike	een kroeg, een juffrouw op de fiets
	the rustle of leaves	het geritsel van bladeren
	the cattle, the farms	het vee, de boerderijen
	location description	plaatsbeschrijving
	all that time I write in chalk	al die tijd schrijf ik in krijt
	It makes no sense.	Het heeft geen betekenis.
	I have dishonored my family.	Ik heb mijn familie onteerd.
	My hard drive is almost full.	Mijn harde schijf is bijna vol.
	The speech by De Wever	De toespraak van De Wever
	Whenever I think of you, I thank God.	Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
	the policeman	de politieagent
	a muscle tear	een spierscheur
	a serving hatch	een doorgeefluik
	I don’t think it was a coincidence	ik denk niet dat het toeval was
	the worn out batteries	de versleten batterijen
	several minutes	verscheidene minuten