Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the distinction	het onderscheid
	Tom eats more bacon than Mary.	Tom eet meer spek dan Mary.
	This turkey is delicious.	Deze kalkoen is lekker.
	contact form	contactformulier
	Tom isn’t going anywhere.	Tom gaat nergens heen.
	The duck looked at it.	De eend bekeek het eens.
	the strict supervision	het strenge toezicht
	last year	het afgelopen jaar
	The mass is over.	De mis is afgelopen.
	prison system	gevangeniswezen
	I want to serve my country.	Ik wil mijn land dienen.
	That stuff’s bad for you.	Dat spul is slecht voor je.
	Read this chapter.	Lees dit hoofdstuk.
	the North Pole	de Noordpool
	the conviction	de veroordeling
	your skills	je vaardigheden
	the skills; the abilities	de vaardigheden
	the competition	de concurrentie
	professional secrecy	beroepsgeheim
	Does this bus stop in Brussels?	Stopt deze bus in Brussel?