de tijd
Ik heb nu tijd.
de man
een man
de hond
deze man
kat en hond
man en vrouw
de plaats
Ik heb een hond.
Dat is mijn hond.
Hij heeft een hond.
Wat een grote hond!
de vraag
een vraag
het hart
de kant
de zwanen
zwanenei
het moeras