Nouns 8 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the wine	de wijn
	some wine	wat wijn
	the air	de lucht
	red wine	rode wijn
	house wine	huiswijn
	the books	de boeken
	the red wine	de rode wijn
	the shop	de winkel
	a red wine	een rode wijn
	some red wine	wat rode wijn
	textbooks	schoolboeken
	She went to her shop.	Ze ging naar haar winkel.
	My mum came back from the shop.	Mijn moeder kwam terug van de winkel.
	the chicken	de kip
	a chicken	een kip
	some chicken	wat kip
	the night	de nacht
	You’re French?	Ben jij Frans?
	this is a chicken	dit is een kip
	The man wants the chicken.	De man wil de kip.