Nouns 74 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Look at the cover.	Kijk naar de omslag.
	I go to the beach.	Ik ga naar het strand.
	This laptop belongs to me.	Deze laptop is van mij.
	She felt embarrassed.	Ze voelde zich voor schut.
	The car has been seized.	De auto is in beslag genomen.
	When are we going to the beach?	Wanneer gaan we naar het strand?
	We are not made of sugar.	We zijn niet van suiker gemaakt.
	She puts a lot of sugar in her coffee.	Ze doet veel suiker in haar koffie.
	Everyone saw that I was embarrassed.	Iedereen zag dat ik voor schut stond.
	The police seized his house.	De politie legde beslag op zijn huis.